Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En hij keerde weder om zich te laten genezen te [13]Jizreel; want [14][hij had] wonden, die men hem bij Rama geslagen had, als hij streed tegen Hazael, den koning van Syrie; en [15]Azarja, de zoon van Joram, den koning van Juda, kwam af, om Joram, den zoon van Achab, te Jizreel te bezien, want hij was krank. 13. Een stad in den stam van Issaschar; van welke zie Joz.19:18, en 1 Kon.4:12, enz. 14. Of, daar waren slagers geweest, die hem bij Rama geslagen hadden, enz. Versta door dezen de Syriers; 2 Kon.9:15. 15. Anders genaamd Ahazia, boven, vs.1,2; idem Joahaz, boven, hfdst.21 vs.17.